Het fonds behaalde een rendement van -1,9%. Dat was lager dan het rendement van de index waarmee we het fonds vergelijken (de benchmark), want dit kwam uit op -1,3%. De benchmark is samengesteld uit diverse indexen, die als volgt presteerden: aandelen behaalden in het derde kwartaal een rendement van -1,9%, obligaties een rendement van -0,6% en microkrediet een rendement van +1,5%.
Het rendement van de aandelenbeleggingen bleef achter bij de benchmark. Dat kwam allereerst doordat het fonds minder dan de benchmark belegt in Amerikaanse aandelen, die het relatief goed deden. Een tweede oorzaak was dat de dollar in waarde steeg tegenover de euro. Daar kwam bij dat wij niet beleggen in de financiële sector. Wij mijden beleggingen in of financiering van financiële dienstverleners. De reden is dat zij over het algemeen geen of slechts beperkt inzicht geven in hun bedrijfsactiviteiten. Daardoor kunnen wij niet waarborgen dat zij aan onze duurzame criteria voldoen. De sector presteerde relatief goed doordat financiële instellingen profiteren van de hoge rentes die zij kunnen doorberekenen aan klanten.
Ook het rendement van de obligaties bleef achter bij de benchmark. We hielden in het fonds obligaties met een hogere rentegevoeligheid aan dan de benchmark. Dat droeg negatief bij aan het rendement door de verdere rentestijgingen. Het fonds belegde minder dan de benchmark in landen als Italië en Slovenië, en meer in groene obligaties met een hoge kredietwaardigheid. Beide keuzes droegen positief bij aan het rendement.
De beleggingen in MFI’s presteerden wel beter dan de benchmark. Net als in de voorgaande kwartalen droegen de stabiele rente-inkomsten bij aan het positieve rendement. De waarde van de participaties nam toe, wat eveneens positief was voor het kwartaalrendement.