Het fonds behaalde een rendement van 0,39%. Dat was lager dan het rendement van de index waarmee we het fonds vergelijken (de benchmark), want dit kwam uit op 2,83%. De benchmark is samengesteld uit diverse indexen, die als volgt presteerden: aandelen behaalden in het eerste kwartaal een rendement van 3,69%, obligaties een rendement van -0,31% en microkrediet een rendement van 1,40%.
Het fonds bleef vooral achter bij de benchmark doordat het rendement van de aandelenbeleggingen achterbleef. De belangrijkste oorzaak hiervan was een negatief selectie-effect. Dit wil zeggen dat de aandelen waarin het fonds belegde, slechter presteerden dan de aandelen in de benchmark. Dit was vooral het geval bij technologiebedrijven. De koersen van bijvoorbeeld Taiwan Semiconductor Manufacturing Company, Apple en NVIDIA stegen flink dankzij de ontwikkelingen en positieve verwachtingen op het gebied van kunstmatige intelligentie (AI). Wij beleggen niet in deze bedrijven om duurzaamheidsredenen.
Ook het obligatierendement bleef iets achter bij dat van de benchmark. We verhoogden in het tweede kwartaal meerdere keren de rentegevoeligheid van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Dit was positief voor het resultaat vergeleken met de benchmark. Daar tegenover stond dat het fonds vanaf begin april meer belegt in Italië dan de benchmark, wat negatief bijdroeg.
Het rendement van groene obligaties was vergelijkbaar met dat van grijze staatsobligaties. Hoewel we meer dan de benchmark beleggen in groene obligaties, was hun bijdrage daarom neutraal. Onze selectie in groene obligaties pakte echter negatief uit, want we beleggen minder dan de benchmark in groene obligaties met een hoger risico, terwijl die het beter deden. Vooral de koers van de groene obligaties van Tennet daalde aan het einde van het kwartaal omdat de verkoop van het Duitse deel van het bedrijf aan de Duitse staat niet doorgaat. Doordat de markt verwachtte dat deze verkoop zou plaatsvinden, was de koers van de Tennetobligaties eerder flink gestegen.
De beleggingen in microfinancieringsinstellingen (MFI’s) deden het ook minder dan de benchmark. De rente-inkomsten bleven stabiel, maar we moesten op enkele leningen negatieve marktwaardecorrecties uitvoeren. Anders dan in het voorgaande kwartaal leverde het nettovalutaresultaat een negatieve bijdrage aan het rendement.