Het fonds behaalde een rendement van -2,8%. Dat was lager dan het rendement van de index waarmee we het fonds vergelijken (de benchmark), want dit kwam uit op -2,0%.
De benchmark is samengesteld uit diverse indexen, die als volgt presteerden: aandelen behaalden in het derde kwartaal een rendement van -1,9%, obligaties een rendement van -0,6% en microkrediet een rendement van +1,5%. Het fonds bleef vooral achter bij de benchmark doordat het rendement van de aandelenbeleggingen achterbleef. Dat kwam allereerst doordat het fonds minder dan de benchmark belegt in de Amerikaanse aandelen die het relatief goed deden. De arbeidsomstandigheden in de VS voldoen namelijk vaker niet aan onze duurzaamheidseisen, vooral op het gebied van vakbondsvrijheid. Een tweede oorzaak was dat de dollar in waarde steeg tegenover de euro. Daar kwam bij dat wij niet beleggen in de financiële sector. Wij mijden beleggingen in of financiering van financieel dienstverleners omdat zij over het algemeen geen of beperkt inzicht geven in hun bedrijfsactiviteiten en wij daarmee niet kunnen waarborgen dat zij aan onze duurzame criteria voldoen. De sector presteerde relatief goed, waar het profiteert van de hoge rentes die zij kunnen doorberekenen aan de klanten.
Ook het rendement van de obligaties bleven achter bij de benchmark. We hielden in het fonds obligaties met een hogere rentegevoeligheid aan dan de benchmark. Dat droeg negatief bij aan het rendement dankzij de verdere rentestijgingen. De onderwogen posities in landen als Italië en Slovenië droegen wel positief bij, net als het feit dat het fonds meer belegde dan de benchmark in groene obligaties met een hoge kredietwaardigheid.
Het Microkredietfonds presteerde wel beter dan de benchmark. Net als in de voorgaande kwartalen droegen de stabiele rente-inkomsten bij aan het positieve rendement. De waarde van de participaties nam toe, wat eveneens positief was voor het kwartaalrendement.