Deze partijen moeten verduurzaming trekken

Veel mensen maken zich grote zorgen over schendingen van mensenrechten, het verlies aan biodiversiteit en de klimaatverandering. Terecht, vinden we. Maar welke partijen zijn eigenlijk verantwoordelijk voor het oplossen ervan? Wat is hun rol en invloed? We bespreken de vier belangrijkste partijen: de burger, de overheid, het bedrijfsleven en de financiële sector.

De burger

Burgers kunnen op verschillende manieren invloed hebben op de verduurzaming van de samenleving. Een belangrijk middel is het stemrecht. Iedereen kan bij gemeentelijke, landelijke en Europese verkiezingen een stem uitbrengen op een partij die past bij zijn visie op duurzaamheid. Ook zijn er steeds meer burgerberaden, waarbij burgers via een lotingssysteem worden opgeroepen om zich te buigen over maatschappelijke vraagstukken. En je kunt als burger actief zijn als lid of donateur van een goed doel of vakbond, demonstreren of petities tekenen.

En niet te vergeten: de burger oefent invloed uit door ‘te stemmen met de portemonnee’, bijvoorbeeld door minder vlees te eten, minder te vliegen, zijn woning te verduurzamen en geen fast fashion te kopen. Lastig hierbij is dat consumenten zijn gewend aan bepaalde keuzes en de informatie over de duurzaamheid van producten vaak ontbreekt.

Hoe is de burger aan zet volgens ASN Bank?

Burgers zijn medeverantwoordelijk voor verduurzaming en hebben daarop ook enige invloed. Ze kunnen stemmen op een partij met een ambitieus klimaatprogramma en groene consumptiekeuzes maken. Al die keuzes maken opgeteld zeker een verschil.

Niet iedereen heeft echter de tijd, het geld en de energie om bezig te zijn met duurzaamheid. Sommige mensen worden bijvoorbeeld gehinderd door zorgen om hun bestaanszekerheid. Het is belangrijk dat duurzame keuzes voor iedereen bereikbaar zijn.

Wij zien burgers niet als de hoofdverantwoordelijken voor systeemverandering. Een beter milieu begint níet bij jezelf en een consument is niet verantwoordelijk voor hoe een product is geproduceerd. Zelfs toen veel activiteiten stilvielen tijdens de coronapandemie, daalde de wereldwijde CO2-uitstoot met slechts 8%. De realiteit is dat burgers weinig kunnen doen aan grootschalige vermindering van de CO2-uitstoot. Zij worden verleid door aanbiedingen en reclames en in de war gebracht door misleidende claims en keurmerken. Het is onterecht dat sommige bedrijven hun verantwoordelijkheid afschuiven op burgers.

De overheid

De Nederlandse overheid kan nieuwe wet- en regelgeving initiëren om milieu- en klimaatproblemen aan te pakken. Zij kan bijvoorbeeld strenger optreden tegen milieuvervuiling door grootschalige vleesproductie of vliegen meer belasten. Vaak is zij terughoudend met nieuwe wetten en regels, omdat handhaving te ingewikkeld of impopulair is. Bovendien moeten nieuwe wetten en regels worden goedgekeurd door de gekozen volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer.

Ook kan de overheid duurzaam gedrag stimuleren via campagnes, bijvoorbeeld om de verwarming lager te zetten en huizen te isoleren. En de overheid heeft een rol omdat zij internationale verdragen ondertekent en ratificeert. Dit is belangrijk omdat de milieu- en klimaatproblemen niet stoppen bij de Nederlandse grens. Dat internationale verdragen succesvol kunnen zijn toont het Montrealprotocol (1989). Sinds dit protocol is het gebruik van cfk’s, voorheen veel gebruikt in ijskasten, enorm gedaald en is het gat in de ozonlaag bijna hersteld.

Hoe is de overheid aan zet volgens ASN Bank?

De regering en Tweede Kamer hebben veel invloed en moeten voor een grote versnelling van verduurzaming zorgen. De overheid kan via normering en beprijzing duurzaamheidsmaatregelen verplichten en afdwingen. Voorbeelden van normering zijn de verplichting om huurwoningen te isoleren, het verbod op korte vliegreizen en de verantwoordelijkheid van producenten voor mensenrechten bij de productie. Voorbeelden van beprijzing zijn een financiële belasting op producten die milieuschade aanrichten (ecotaks).

Twee dingen zijn hierbij relevant. Ten eerste het effect op mensen met een kleinere portemonnee. Het is belangrijk dat nieuw beleid rechtvaardig is voor álle burgers. Ten tweede moet de overheid nagaan wat het effect van nieuwe maatregelen op toekomstige generaties is. Zo kan bij nieuwe beleidskeuzes meegewogen worden of het ook in hun belang is.

De overheid is in veel gevallen aan zet. Zij moet duidelijke wetten en regels maken die burgers en bedrijven helpen om makkelijker duurzame keuzes te maken. Bij onzekerheid over een wettelijk kader is niemand gebaat.

De afgelopen decennia was het beleid niet vooruitstrevend genoeg. Het is belangrijk dat de regering die na november 2023 wordt gevormd, met een ambitieuze duurzaamheidsvisie komt. Dit vereist een langetermijnvisie op de samenleving. De regering moet een antwoord formuleren op de vraag welke samenleving we willen en welke economische activiteiten daarbij passen. Dat vraagt lef, omdat duurzaamheidsmaatregelen niet altijd populair zijn bij kiezers. Maar op de lange termijn kost het veel meer geld als de overheid niets doet aan klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en schendingen van mensenrechten.

Het bedrijfsleven

Volgens Milieudefensie komt 71% van de wereldwijde CO2-uitstoot sinds 1988 van slechts honderd bedrijven. In Nederland zijn de dertig grootste CO2-uitstoters verantwoordelijk voor 40% van de totale CO2-uitstoot; zij stootten in 2022 meer CO2 uit dan alle inwoners van Nederland bij elkaar. Het meest vervuilende bedrijf van Nederland stoot zelfs evenveel CO2 uit als 1,4 miljoen Nederlanders. Bedrijven hebben dus een véél grotere impact dan burgers. Daarom spelen ze een grote rol in het verduurzamingsvraagstuk, vooral bedrijven die veel grondstoffen gebruiken en/of de lucht en grond vervuilen.

Helaas vinden veel bedrijven verduurzaming een ingewikkeld vraagstuk. Door hun omvang en omzet kúnnen ze veel impact hebben, maar ze hebben vaak moeite om te veranderen. Verduurzaming is niet altijd verenigbaar met wat veel bedrijven als hun belangrijkste doel zien: winst maken. Bovendien zijn beursgenoteerde bedrijven gebonden aan wat de aandeelhouders willen. Groene keuzes zijn niet altijd in het financiële belang van het bedrijf of de aandeelhouders, zeker als de concurrentie ook geen groene keuzes maakt. Een andere factor is consumentengedrag. Bedrijven zeggen dat ze gebonden zijn aan de wensen van de consument. Zolang burgers geen duurzame keuzes maken, voelen bedrijven zich niet genoodzaakt hun bedrijfsmodel te wijzigen.

Lange tijd was maatschappelijk verantwoord ondernemen volledig vrijblijvend. Dit is de laatste decennia veranderd. Van bedrijven wordt nu verwacht dat ze hun maatschappelijke risico’s in kaart brengen. Sommige bedrijven lopen voorop en doen veel meer dan waartoe zij verplicht zijn: zij verduurzamen bijvoorbeeld hun bedrijfsvoering en nemen de verantwoordelijkheid voor mensenrechten in hun productieproces. Internationale verdragen, zoals het Klimaatakkoord van Parijs, kunnen als leidraad dienen bij het stellen van doelen. Bedrijven kunnen ook hun producten verduurzamen door er bijvoorbeeld voor te zorgen dat ze langer meegaan of makkelijker zijn te repareren.

Andere bedrijven vertragen verduurzaming, doen aan greenwashing of lobbyen bij de overheid tegen nieuwe duurzaamheidswetten- en regels. Sommige bedrijven gaan zo ver dat ze het effect van klimaatverandering afzwakken of zelfs ontkennen, bijvoorbeeld door desinformdesinformatie te verspreiden.

Hoe is het bedrijfsleven aan zet volgens ASN Bank?

Het Nederlandse bedrijfsleven kan grote impact hebben op de verduurzaming van de samenleving. We vinden dat bedrijven moeten stoppen met het afwentelen van hun verantwoordelijkheid op burgers. Hoe meer de maatschappelijke discussie over verduurzaming gaat over individueel consumentengedrag, hoe minder bedrijven hun verantwoordelijkheid hoeven te nemen. Het individualiseren van het duurzaamheidsprobleem zorgt ervoor dat bedrijven en overheid niet in actie hoeven te komen. Door het probleem bij de burgers te leggen blijft het klein, voelen burgers zich schuldig over hun consumptie en blijft het vervuilende systeem buiten schot.

Daarom moeten bedrijven vaart maken met hun duurzaamheidsambities. Het bedrijfsleven moet niet wachten op nieuwe wetgeving, maar nu handelen op basis van de huidige kennis en trends. Daarnaast moet het bedrijfsleven stoppen met greenwashing, lobbyen tegen duurzaamheidswetgeving en het verspreiden van desinformatie. Bedrijven zouden de politiek juist moeten stimuleren om het via normering en beprijzing voor hen makkelijker te maken om te verduurzamen.

De financiële sector

Er gaat veel geld om in de financiële sector: burgers stallen er hun spaargeld, laten banken voor zich beleggen en brengen pensioen- en verzekeringspremies in. Banken, verzekeraars en pensioenfondsen kunnen dit geld in een duurzame richting sturen. Dat kan op verschillende manieren. Het geld van burger stoppen ze in financieringen en beleggingen. Hierbij kan rekening worden gehouden met duurzaamheid. Als ze duurzaamheidscriteria hanteren, komt bijvoorbeeld een oliebedrijf moeilijker aan een nieuwe lening dan een windmolenpark.

Ook kunnen ze hun stemrecht als belegger gebruiken om op aandeelhoudersvergaderingen voor duurzaam beleid bij bedrijven te stemmen. Veel Nederlandse pensioenfondsen zijn immers aandeelhouder van grote bedrijven, maar ook banken hebben stemrecht uit naam van de beleggingsfondsen die zij beheren.

Hoe is de financiële sector aan zet volgens ASN Bank?

Via hun investeringen en financieringen kunnen financiële instellingen betrokken zijn bij duurzaamheidsrisico’s. Meestal zijn ze niet direct bij bijvoorbeeld een mensenrechtenschending betrokken, maar mogelijk wel via de ondernemingen of overheden waarin ze investeren. De afgelopen jaren heeft de financiële sector deze duurzaamheidsrisico’s in kaart gebracht en erover gerapporteerd.

Nu is het tijd voor de volgende stap: het uitfaseren van investeringen en beleggingen in sectoren en bedrijven die op ernstige wijze klimaat en biodiversiteit schaden en mensrechten schenden. Zo hebben financiële instellingen nog veel geld uitgeleend aan de fossiele industrie en de intensieve landbouw. Ze moeten hun invloed gebruiken om dit geld duurzaam en rechtvaardig te investeren, in bijvoorbeeld duurzame energie. Dit vereist stevige, transparante beleggingscriteria waaraan investeringen moeten voldoen, inclusief een lijst van activiteiten en sectoren waarbij een financiële instelling niet betrokken wil zijn.

Ten slotte moeten financiële instellingen duurzaamheidsdoelen stellen en uitvoeren. Zo nemen ze verantwoordelijkheid voor misstanden in hun productieketen en gaan klimaatverandering en verlies van biodiversiteit tegen.

Samen aan de slag

Elk van de vier partijen kan op zijn eigen manier verduurzaming tegengaan of bespoedigen. Maar geen enkele partij kan de grote uitdagingen op het gebied van klimaat, biodiversiteit en mensenrechten alleen oplossen. Dat betekent echter niet dat de verantwoordelijkheden voor iedere partij hetzelfde zijn.

Het is belangrijk is dat de verschillende partijen niet op elkaar wachten of elkaar de verantwoordelijkheid toeschuiven. Een van de auteurs van het derde IPCC-rapport, hoogleraar psychologie Linda Steg van de Universiteit Groningen, beschrijft het treffend: "Bedrijven denken: ik kan wel iets produceren, maar dat willen mensen toch niet kopen. Overheden denken: ik kan geen klimaatbeleid voeren, want daar vind ik geen draagvlak voor, dan word ik niet herkozen. Consumenten denken: ik wil wel, maar de overheid en het bedrijfsleven doen niks.” Deze patstelling moeten we doorbreken door samen de handschoen op te pakken. Voorwaarde is dat partijen elkaar meer gaan vertrouwen. Er is nu veel wantrouwen en zelfs irritatie tussen burgers, de overheid, het bedrijfsleven en de financiële sector. Dat leidt tot vingerwijzen en vertraging.

Er is een systeemverandering nodig die gericht is op brede welvaart. Die zorgt voor essentiële zaken als hernieuwbare energie, duurzame woningen, schoon water en betaalbare gezondheidszorg. De politiek, het bedrijfsleven en financiële instellingen zijn samen aan zet om de burger daarbij te helpen. Deze verduurzaming vraagt veel van alle partijen en van de maatschappij als geheel, maar biedt veel kansen op een duurzame toekomst.

Dit artikel is gepubliceerd op 2 februari 2024.

Delen op:

Dit vind je misschien ook interessant