In de spotlights: de stikstofplannen van het kabinet

17 juni 2022

De uitstoot van stikstof in Nederland moet over acht jaar met 50% zijn gereduceerd. Een ambitieus doel, en dat is niet voor niets. Ons land heeft de hoogste stikstofuitstoot van Europa: vier keer zo veel als gemiddeld. De stikstofplannen van het kabinet roepen veel reacties en protesten op, onder boeren en de politiek. Is verduurzaming van de landbouwsector - met minder vee - de oplossing? Zes vragen en antwoorden over de stikstofuitstoot in ons land.

Stikstofminister Christianne van der Wal (VVD) en landbouwminister Henk Staghouwer (CU) presenteerden vorige week hun plannen om de stikstofuitstoot in ons land drastisch te verminderen. En die waren duidelijk. Per gebied is letterlijk in kaart gebracht hoeveel stikstof er moet worden gereduceerd. Op sommige plekken is dat 12%, maar op andere gaat het om wel 70%. Het gaat om 131 gebieden die dichtbij beschermde Natura 2000-gebieden liggen. Alleen op die manier kan onherstelbare schade aan de natuur worden voorkomen, aldus het kabinet. Voor veel veehouders hebben de plannen consequenties: zij kunnen niet meer op dezelfde manier doorgaan met hun bedrijf. De plannen roepen dan ook veel protesten en reacties op.

Foto: Megumi Nachev

1. Allereerst, wat is er schadelijk aan stikstof?

Het RIVM beschrijft stikstof als een kleur- en reukloos gas dat overal om ons heen is: 78% van alle lucht is stikstof. Van zichzelf is stikstof niet schadelijk. Dat wordt het pas als de stof verbinding maakt met andere stoffen, zoals zuurstof (stikstofoxiden = NOx) of waterstof (ammoniak = NH3).

Industrie, verkeer en landbouw

De uitstoot van de (fossiele) industrie en het verkeer dragen in grote mate bij aan de hoeveelheid stikstofoxiden in de lucht. Ammoniak is grotendeels afkomstig van mest van dieren en kunstmest dat wordt gebruikt voor de landbouw. Hoe hoger de uitstoot van deze emissies, hoe hoger de concentratie in de lucht en hoe meer schadelijke stoffen er uiteindelijk in de natuur belanden (deposito). Het gevolg: de bodemstructuur verandert, waardoor zeldzame planten - en dieren die van die planten leven - langzaam verdwijnen. Onderstaand kaartje geeft weer hoe dit proces eruit ziet.

Bron: RIVM

2. Hoe groot is het probleem in Nederland?

De stallen in Nederland zijn overvol. Met ruim 116 miljoen varkens, rundvee, kippen, geiten en schapen heeft ons land zelfs de hoogste veedichtheid van Europa. Deze grote hoeveelheid dieren op een relatief klein oppervlakte leidt tot een enorme stikstofuitstoot. En dat zorgt voor veel schade aan natuur, milieu en onze leefomgeving. Het probleem is dat veel landbouwgebieden grenzen aan natuurgebieden, waaronder de (beschermde) Natura 2000-gebieden. In 90 van de 160 Natura-2000 gebieden lukt het op dit moment niet om bepaalde plant- en diersoorten te beschermen. Er zit té veel stikstof in de lucht, die uiteindelijk in de natuur terecht komt.

In 2019 besloot de Raad van State dat we zo niet door kunnen gaan en werden de eerste maatregelen genomen. Zo werden er bijvoorbeeld geen vergunningen meer verleend voor de bouw van huizen in Natura 2000-gebieden, terwijl die hard nodig zijn.

3. Er zijn toch meer sectoren die verantwoordelijk zijn?

De veehouderij levert een belangrijke bijdrage aan de stikstofcrisis: relatief het grootste deel van de stikstofemissies is afkomstig van vee. De overheid heeft decennia lang ruimte gegeven aan boeren en groei van deze sector gestimuleerd. Ook banken hebben hierin een rol gespeeld.

Vanwege de negatieve impact kijkt het kabinet allereerst naar de hervorming van deze boerenbedrijven. Maar naast de veehouderij moeten ook andere sectoren op termijn aan de slag met concrete reductieplannen. Denk aan de bouwsector, de industrie en de logistiek.

4. Minder vee, wat gaat dat doen voor de natuur?

Het kabinet wil de komende jaren minder vee: 30% minder koeien, 20% minder pluimvee en 10% minder varkens. Dat zorgt voor minder stikstofemissies, maar leidt volgens de onderzoekers ook tot minder uitstoot van onder meer broeikasgassen en fijnstof. Hierdoor worden veel door de intensieve veehouderij veroorzaakte (verborgen) kosten van natuur,- klimaat- en gezondheidsschade vermeden. Gecombineerd met een meer ecologische landbouw levert deze omslag ook een belangrijke bijdrage aan het halen van de doelstellingen uit het Klimaatakkoord van Parijs, het Urgenda-vonnis, en verbetert het de biodiversiteit.

In opdracht van Greenpeace maakte onafhankelijk onderzoeksbureau Ecorys een maatschappelijke kosten-batenanalyse van de omslag naar een ecologische landbouw met minder dieren. De onderzoekers vergeleken de kosten en haalbaarheid van verschillende scenario's. Wat bleek? De omslag naar ecologisch boeren met een flink kleinere veestapel is niet alleen haalbaar, maar levert de maatschappij zelfs jaarlijks 1 miljard euro op.

5. Wat is de oplossing voor de boeren?

Het kabinet ziet voor boeren drie mogelijkheden, zo staat er in de plannen: (verder) verduurzamen, verplaatsen of beëindigen. Bij verduurzaming en ook bij verplaatsing moet je denken aan minder dieren per hectare, meer landschapsgrond, het verduurzamen van stallen of het leveren van een duurzame bijdrage aan water- en natuurbeheer. Een andere optie is dat boeren nieuwe producten gaan verbouwen, zoals eiwitrijke gewassen als soja. Deze gewassen vormen de basis van veel vleesvervangers, waar een groeiende vraag naar is. Ook denkt het kabinet dat sommige boeren een andere, recreërende rol kunnen spelen in hun omgeving: door een zorgboerderij of camping te beginnen.

Foto: Zoe Schaeffer

6. Wat is er nodig om de landbouw echt te verduurzamen?

Om onze landbouw te vergroenen is het allereerst nodig dat veehouders steun ontvangen bij hun overstap naar ecologisch of duurzaam boeren. Niet alleen financieel, maar ook bij de verandering zelf. Veel veehouderijen en andere boerenbedrijven bestaan al generaties en het opzetten van een nieuw ‘boeren business model’ is niet voor iedereen even eenvoudig. Bovendien hebben boeren behoefte aan zekerheid.

Uit onderzoek van het Planbureau van de Leefomgeving blijkt dat veel boeren die nu al relatief kleine ecologische maatregelen nemen met de juiste ondersteuning bereid zijn veel meer te doen.

Het kabinet heeft voor de gehele aanpak 24,3 miljard euro uitgetrokken, bovenop bestaande middelen. Dit bedrag is ondergebracht in een stikstoffonds. Provincies kunnen hieruit putten om bedrijven te verplaatsen, te helpen verduurzamen of uit te kopen. Maar daarnaast is het ook nodig om andere subsidiestromen te koppelen aan duurzaam ondernemen.

Het allerbelangrijkst is dat er veranderingen plaatsvinden in de voedselketen en er ruimte komt voor een voedselproductie die meer in balans is met de natuur. Momenteel ligt er (te) veel onderhandelingsmacht bij een klein aantal partijen (denk aan inkooporganisaties van de grote supermarkten) en krijgen boeren te weinig betaald voor hun producten. We moeten de transitie inzetten naar een nieuw voedselsysteem met meer plantaardige en minder dierlijke voeding op ons bord. Ook is het nodig dat we een eerlijke prijs gaan betalen voor de producten die boeren aanbieden.

Meer lezen?

Delen op: