Welk ingrediënt vind je én in koekjes én in shampoo, tandpasta of biobrandstof? Palmolie. Palmolie is een eetbare, plantaardige en goedkope olie met een enorme verscheidenheid aan toepassingen. Een wonderolie zou je wel kunnen zeggen, maar wel één met een heel slechte reputatie. De productie leidt tot ontbossing, vervuiling en uitbuiting. Zijn er alternatieven? Of is verduurzaming van de sector de enige oplossing?

Palmolie maakt knapperig en smeuïg

Palmolie zit in 60% van de samengestelde producten die je in de supermarkt kunt vinden. Palmolie is een belangrijke bron van vetten in onze voeding die, afhankelijk van de bewerking, verschillende eigenschappen heeft. De olie is stabiel bij hoge temperaturen, geeft structuur aan producten en wordt gebruikt als drager van smaakstoffen en aroma’s. In shampoo fungeert palmolie bijvoorbeeld als emulgator om water en vet met elkaar te mengen. Koekjes blijven er knapperig door en margarine juist smeuïg.

Oranjerode palmvruchten

Palmolie wordt gemaakt van de oranjerode palmvruchten van de oliepalm. De vruchten zitten met honderden tot duizenden bij elkaar in dichte trossen van zo’n 25 kilo. Als de palmvrucht rijp is, wordt deze geoogst en binnen 24 uur gestoomd en geperst. Palmolie bestaat grotendeels uit verzadigde vetten, die vrijkomen uit het vruchtvlees. Van de pit wordt palmpitolie gemaakt.

Een oliepalm kan wel 20 jaar vruchten geven en levert 6 tot 10 keer zoveel op als andere oliegewassen. Je hebt daardoor minder land nodig om de olie te produceren. En ook de productiekosten zijn lager dan bij andere oliën.

De meeste palmolie komt uit Indonesië en Maleisië

De oliepalm groeit in tropische landen met een hoge luchtvochtigheid. Oorspronkelijk komt de boom uit West- en Zuidwest Afrika, maar inmiddels komt 85% van de wereldwijde palmolie van plantages in Indonesië en Maleisië. In Indonesië verzesvoudigde de palmolieproductie tussen 2000 en 2018. Dit betekent dat er 10,2 miljoen hectare aan extra aanplant is gedaan. Om je een idee te geven van de omvang; de oppervlakte van Nederland is 4,1 miljoen hectare. Hiermee produceerden de Indonesische boeren in 2018 41 miljoen ton olie. Het is de ambitie van de Indonesische overheid om dat volume te laten groeien tot 60 miljoen ton in 2035.

De slechte reputatie van palmolie

De slechte reputatie van palmolie komt niet door de vrucht of de boom zelf, want de oliepalm heeft weinig grond en bestrijdingsmiddelen nodig om te groeien en produceert het hele jaar door vruchten. Het probleem wordt veroorzaakt door de schaal waarop palmolie wordt geproduceerd. Door de groeiende vraag - o.a. van Nederland als grootste in- en exporteur van palmolie in Europa – worden unieke ecosystemen in landen rond de evenaar vernietigd om plaats te maken voor oliepalmen en lijdt de lokale bevolking onder de komst van deze plantages. Waar gaat het mis?

1. Ontbossing en klimaatverandering

Om plaats te maken voor oliepalmen is de bestaande landbouwgrond bij lange na niet voldoende. Er moet ruimte gecreëerd worden. Producenten kappen daarom grote stukken oerwoud of steken bomen en veengrond in brand. In Indonesië ging tussen 2001 en 2015 7 miljoen hectare oerbos tegen de vlakte voor oliepalmen. Op het Maleisische deel van Borneo maakte 50% van het bos tussen 1973 en 2015 plaats voor industriële oliepalmplantages.

Bij de verwoesting van bossen komt veel fijnstof en CO2 bij vrij en dit veroorzaakt niet alleen ernstige gezondheidsklachten bij de omwonenden, maar draagt ook bij aan de opwarming van de aarde en verlies aan biodiversiteit.

2. Biodiversiteitsverlies

Met het kappen van bossen, tropisch regenwoud en veenland verdwijnen hele ecosystemen. Hierdoor wordt het voortbestaan van orang-oetangs, neushoorns, olifanten, tijgers, tropische vogels en zeldzame plantensoorten ernstig bedreigd. Maar ook vissen hebben ernstig te lijden onder de palmolieproductie. Na het uitpersen van de vruchten, worden de resten geloosd in rivieren. Deze resten onttrekken zuurstof aan het water, wat leidt tot een hoge vissterfte, en veroorzaken daarmee ook problemen voor de lokale voedselvoorziening.

3. Landonteigening

Om plaats te maken voor de grote palmolieplantages, gebruiken palmoliebedrijven allerlei (juridische) trucs en geweld om de lokale bevolking te verjagen. Zo beroven ze mensen niet alleen van hun land, maar ook van hun inkomen. In 2020 waren er Indonesië 241 conflicten over land, waarbij 359 dorpen betrokken waren. En ook in Afrikaanse landen is dit een terugkerend probleem. Zo’n 3 miljoen hectare land – ofwel 6 miljoen voetbalvelden - dat werd bewoond door lokale communities is nu in handen van palmoliebedrijven.

4. Zware werkomstandigheden en kinderarbeid

Het werk op de palmolieplantages is zwaar en wordt slecht betaald, maar er vindt ook kinderarbeid plaats. Daarnaast werken veel arbeiders onbeschermd met bestrijdingsmiddelen, wat gezondheidsrisico’s met zich meebrengt.

Alternatieven voor palmolie

Is er een mogelijkheid om in al die verschillende producten palmolie te vervangen door alternatieve oliën? Helaas is dat niet zo eenvoudig.

Meer grond en meer kosten

Er zijn wel andere oliën, zoals sojaolie, olijfolie, koolzaadolie of zonnebloemolie, maar die hebben weer andere nadelen. Er is bijvoorbeeld meer landbouwgrond voor nodig om de gewassen te telen. Voor 1 ton palmolie is 0.26 hectare grond nodig. Voor dezelfde hoeveelheid sojaolie of koolzaadolie is respectievelijk 2 en 1.25 hectare grond nodig. Daarnaast is de productie van andere oliën ook duurder, of hebben ze niet de juiste eigenschappen die palmolie wel heeft.

Verlies aan rijke biodiversiteit

Palmolie groeit in landen rond de evenaar en niet in Europa. Organisaties zoals Milieucentraal zien Europese zonnebloem– of raapzaadolie als een duurzaam alternatief voor palmolie. Ook al is de opbrengst per hectare kleiner. De gedachte hierachter is dat Europese zonnebloem- of raapzaadolieplantages uiteindelijk tot minder verlies aan biodiversiteit leiden dan de palmolieplantages in landen, zoals in Indonesië, omdat de Europese landbouwgebieden minder rijk zijn aan biodiversiteit.

Oliepalmen hebben een hoge opbrengst, maar worden verbouwd in gebieden met veel kwetsbare natuur en dier- en plantensoorten. Bij de alternatieven is de impact op de biodiversiteit kleiner, maar is (veel) meer land nodig voor één ton olie.

Afhankelijkheid van de inkomsten

Tenslotte is, gezien de vraag en de economische belangen voor de lokale bevolking, een verbod op palmolie niet realistisch. In Maleisië en Indonesië zijn miljoenen mensen (indirect) afhankelijk van de inkomsten. Het lijkt daarom dat de oplossing gezocht moet worden in het verder verduurzamen van de sector.

Duurzame palmolie

Om de sector verder te verduurzamen, moeten grote stappen gezet worden. Op dit moment is het belangrijkste keurmerk voor palmolie de RSPO-certificering. Daarnaast maken steeds meer bedrijven afspraken voor duurzame inkoop van palmolie.

RSPO-keurmerk

RSPO staat voor The Roundtable on Sustainable Palm Oil. Het is een internationaal platform van telers, verwerkers, voedingsbedrijven, investeerders en milieuorganisaties, om samen de groei en het gebruik van duurzame palmolie te stimuleren. Waarbij rekening wordt gehouden met sociale, ecologische en economische aspecten. RSPO stelt eisen voor de naleving van wetten en regelgeving, behoud van natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit, en goede arbeidsomstandigheden. Op dit moment is 19% van de wereldwijde palmolie gecertificeerd. Dat staat gelijk aan een volume van 17,6 miljoen ton.

Ondanks de inspanningen sinds de oprichting van de RSPO in 2004 is er nog wel veel kritiek op dit keurmerk. Maatschappelijke organisatie vinden bijvoorbeeld dat de criteria en de controles daarop niet streng genoeg zijn.

Je herkent gecertificeerde palmolie aan het RSPO-logo, met een palmboom, maar de meeste producenten gebruiken dit logo (nog) niet op de verpakking.

NDPE-inkoopbeleid

Om de transparantie in de sector te vergroten, gebruiken bedrijven, handelaren en raffinaderijen die actief zijn in de sector NDPE-eisen voor de inkoop van de olie. NDPE staat voor No-Deforestation (geen ontbossing), no-Peat (geen aanplant op veengrond) en no-Exploitation (geen uitbuiting) en is een onderdeel van de principes en criteria van het RSPO-keurmerk.

NDPE is geen certificering, maar een manier om als bedrijf duurzaam inkoopbeleid voor palmolie op te zetten. Bedrijven zijn vrij om op een eigen manier invulling te geven aan het NDPE-inkoopbeleid. Hierdoor is niet elk NDPE-beleid even streng. Bij misstanden bepaalt het bedrijf zelf welke verbeteringen het wil zien en wanneer ze het contract willen beëindigen. Deze eigen invulling maakt het beleid minder sterk, maar het kan wel werken als een economische prikkel voor plantages om zich aan de afspraken te houden. Bij bedrijven die hun eisen strikt handhaven, kan NDPE-beleid wel heel effectief zijn. Zeker als ze transparant zijn over de implementatie ervan, bijvoorbeeld door een lijst met actuele leveranciers te publiceren.

Wat kun je zelf doen?

Het is best moeilijk om producten zonder palmolie te kopen, want het zit in ontzettend veel verschillende voedingsmiddelen en cosmeticaproducten. Fabrikanten zijn wel verplicht om op de ingrediëntenlijst te zetten of er palmolie in zit. Bij voedingsmiddelen is dat vaak vrij duidelijk. Er staat dan plantaardige olie (palm), palmolie of palmvet bij de ingrediënten. Maar bij cosmetica zijn er wel 200 verschillende stoffen die van palmolie afgeleid (kunnen) zijn, maar die niet altijd als zodanig te herkennen zijn.

Duurzame palmolie herken je aan het RSPO-keurmerk, maar alleen als de producent het logo op de verpakking zet. Dat is niet altijd het geval. Als je duurzame producten koopt, draag je bij aan de verduurzaming van de sector. Hoe meer vraag er is naar duurzame palmolie, hoe meer boeren, bedrijven en overheden hier werk van gaan maken.

Wil je weten of een product palmolie bevat, dan kun je de ingrediëntenlijst van palmolie.info gebruiken of de lijst met merken die het WWF samenstelde. Ben je geïnteresseerd in producten zonder palmolie? Dan kun je de lijst van Zaailingen raadplegen. Deze lijst geeft per categorie alternatieven voor voeding- en cosmeticaproducten.

Je kunt er ook voor kiezen om producten te eten en te gebruiken, die vers en lokaal geproduceerd zijn. Het zijn vooral de samengestelde producten uit de supermarkt, die palmolie bevatten. Bak daarom je eigen koekjes en maak je eigen cosmetica.

Hoe staat ASN Bank in de palmolie discussie?

Wij zijn geen voorstander van een boycot op palmolie. De alternatieven zoals olijf-, zonnebloem- of raapzaadolie, lossen het palmolieprobleem niet op. Het leidt alleen maar tot het gebruik van meer landbouwgrond, kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Bovendien raken miljoenen boeren bij een boycot hun inkomen kwijt.

Veel financiële instellingen beleggen nog wel actief in palmolieproducenten. Hierop komt steeds meer kritiek vanuit milieu- en mensenrechtenorganisaties. ASN Bank en ASN Impact Investors, de beheerder van de ASN beleggingsfondsen, maken de principiële keuze om niet te beleggen in palmolieproducenten, raffinaderijen en bedrijven die zich bezighouden met de productie van palmolie als biobrandstof, omdat bij het aanleggen en beheren van deze plantages en bij het verwerken van de vruchten de grootste misstanden plaatsvinden.

De ASN Beleggingsfondsen beleggen wel in bedrijven die palmolie inkopen, maar alleen als ze lid zijn van RSPO, NDPE-beleid hebben en voldoende reageren op eventuele klachten of misstanden. Bij voorkeur compenseren ze ook de gevolgen van het verlies aan biodiversiteit, rapporteren ze over hun resultaten, communiceren ze transparant over eventuele klachten en over de actie die ze nemen om misstanden in de toekomst te voorkomen. Bij deze bedrijven kunnen we als belegger controverses aankaarten en verbeteringen agenderen en zo bijdragen aan verandering.

ASN monitort de misstanden die plaatsvinden in de keten actief en analyseert hoe deze bedrijven daarop reageren. Als een bedrijf geen onderzoek doet naar de misstanden, gaan we met deze bedrijven in gesprek. Verandert er niets, dan heroverwegen we of we in dit bedrijf willen blijven beleggen.

Let op: Met beleggen loop je risico en maak je kosten. Je kunt je inleg of een deel daarvan verliezen.